Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Mediawet

 

Artikel 53
1
Onze Minister kan een organisatie erkennen die voorziet in regelingen omtrent classificatie en het uitzenden van programma-onderdelen als bedoeld in artikel 52d, tweede lid, en het toezicht daarop. De regelingen hebben in ieder geval betrekking op:
a
criteria voor de classificatie van programma-onderdelen, waaronder in ieder geval de mate waarin:
1
angst wordt opgewekt;
2
brutaliserend geweld wordt vertoond of gerechtvaardigd;
3
het gebruik van drugs aantrekkelijk wordt voorgesteld of vergoelijkt;
4
sprake is van pornografie;
5
op andere gronden volgens algemeen geldende opvattingen producten niet geschikt zijn voor vertoning aan bepaalde categorieƫn personen jonger dan zestien jaar;
b
de uitzendtijdstippen van de hiervoor bedoelde programma-onderdelen;
c
de wijze waarop de uitzending van deze programma-onderdelen wordt voorafgegaan door of is voorzien van symbolen of waarschuwingen.
2
Aan een erkenning kunnen voorschriften worden verbonden. Van een beschikking tot erkenning wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
3
Een organisatie komt slechts voor erkenning in aanmerking indien:
a
onafhankelijk toezicht door de organisatie op de naleving van de regelingen, bedoeld in het eerste lid, is gewaarborgd;
b
voorzien is in voldoende betrokkenheid van belanghebbenden, waaronder in ieder geval vertegenwoordigers uit de consumentensfeer, instellingen die zendtijd hebben verkregen, deskundigen op het gebied van de audiovisuele media en producenten van audiovisuele media;
c
de financiƫle positie van de organisatie een adequate uitvoering van de werkzaamheden waarborgt.
4
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de eisen bedoeld in het derde lid en kunnen andere eisen ten aanzien van de erkenning worden gesteld.
5
Onze Minister trekt een erkenning in indien de organisatie niet meer voldoet aan de bij of krachtens het eerste of derde lid gestelde eisen. Onze Minister kan voorts een erkenning intrekken indien de organisatie niet voldoet aan de in het tweede lid bedoelde voorschriften of de in het vierde lid bedoelde nadere en andere eisen. Van een beschikking tot intrekking wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
6
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen het eerste tot en met vierde lid en artikel 52d, tweede lid, buiten werking worden gesteld en kunnen regels worden gesteld omtrent het uitzenden van programma-onderdelen als bedoeld in artikel 52d, tweede lid, voor zover dat noodzakelijk is voor een juiste en tijdige uitvoering van artikel 22 van de Europese richtlijn.
7
Na de plaatsing in het Staatsblad van een krachtens het zesde lid vastgestelde algemene maatregel van bestuur wordt een voorstel van wet tot regeling van het betrokken onderwerp zo spoedig mogelijk bij de Staten-Generaal ingediend. Wordt het voorstel tot wet verheven, dan wordt de algemene maatregel van bestuur ingetrokken op het tijdstip van inwerkingtreding van die wet.
8
De voordracht voor een krachtens het zesde lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overlegd.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •